“Henk volgens mij heb je beet!” klinkt het van vlak achter mij, terwijl ik niets vermoedend mijn peddel door het heldere water trek, alweer vergeten dat er een vislijn achter mijn kajak aan sleept. Ik antwoord: “Hoe weet jij dat nou?” “Ik zie een vis die al een hele tijd met je mee zwemt.”
Ik ben meteen helemaal bij de les en begin de lijn op de ronde spoel te wikkelen, waardoor er al snel inderdaad een prachtig visje boven water komt. Mijn eerste vangst van deze reis. Wat het is weet ik niet precies, het lijkt nog het meest op een schelvis. Bij onze lunchpauze tovert Jos een brander, pan en boter uit zijn boot en even later eten we alle vijf een klein stukje vers gebakken vis bij onze boterhammen.
Vijf “Heren van de Zee”
3 Juni 2015. Deze kajaktocht begint bij Kristiansand, op een zandstrand vlak voor de camping Hamresanden van Kees Verkerk, waar we door de harde wind een onrustige nacht hebben doorgebracht. Onze twee auto’s laten we achter op een parkeerplaatsje dicht bij de camping. Met de kajaks op karretjes lopen we naar het strand. De wind is nog steeds stevig, een dikke 6 Bft. En het is zwaar bewolkt met af en toe een beetje regen, maar het is heerlijk om weer op zee te varen .In de loop van de dag komen er steeds meer zonnige periodes. De golven lopen af en toe hoog op en we genieten van de actie en de schittering van de zon in het kristalheldere water van het Topdalsfjorden. Al snel varen we onder een enorme brug door naar het zuiden, richting Skagerak. Daarna volgen we een meer oostelijke koers. Ons plan is om zo tot Larvik te komen, maar de eerste etappe is kort: 20 km. want anders zouden we een mooi kampeerplekje missen voor de eerste nacht: Kvarodden. Het is een verborgen, trechtervormig baaitje, met grasveld en strandje, dat we alleen hebben kunnen vinden dankzij de uitstekende voorbereiding van René, die hier vaker is geweest en een Noors boekje heeft waarin dit soort plekjes worden beschreven. In Noorwegen vind je, net als in Zweden, veel van dit soort terreinen, meestal ook met een latrine, waar dan zelfs keurig een rol wc papier hangt. Zou dat ik Holland ook kunnen?? Zelfs hier speelt de wind ons nog parten en Jos raakt twee opberghoesjes kwijt, die de zee in waaien. We maken geen vuur omdat dan de tentjes wel eens gevaar zouden kunnen lopen door rondvliegende vonken. Bovendien wordt tijdens de maaltijd besloten om de volgende ochtend vroeg te vertrekken, omdat de wind volgens de verwachtingen dan nog enigszins zwak zal zijn. Op tijd onder de wol dus.
Duizend eilanden
Na een koude nacht volgt een zonnige ochtend. Om half negen zitten we, na een stevig ontbijt, weer is de volgepakte boten. Wat is het elke keer weer een wonder als je ziet hoeveel bagage er in zo’n kleine kajak past! Het belooft een heerlijke dag te worden. Een stevige bries van achteren en meevallende windsnelheden nodigen uit tot het experimenteren met onze vislijnen. Jos sleept een uit Wales meegebracht vistuigje achter zijn boot aan. Zoiets heb ik nog niet eerder gezien: een soort houten vlotje, waaraan een lijn bevestigd is die dicht onder het wateroppervlak een blinkertje met een dreghaakje voortsleept. Ikzelf vis op mijn beproefde manier: een simpele lijn, met een klein beetje lood om de lijn onder water te houden. Voor deze keer probeer ik het met twee kleine kunst-inktvisjes, maar daar heb ik eigenlijk niet veel vertrouwen in. Na een paar uur varen roept Jos dat hij beet heeft. Ik peddel zo snel als ik kan naar hem toe om te assisteren, want als je voor het eerst een levende vis van de haak moet halen, zittend in een kajak op een golvende zee, kun je wel wat hulp gebruiken. Dus kom ik langszij en neem de inmiddels uit het water getrokken vis aan om de haak te verwijderen, en….. hem even later door mijn vingers te laten glibberen en hem weer onder water te zien verdwijnen! Dit is zo’n moment om jezelf de huid vol te schelden en je vervolgens uit te putten in duizend verontschuldigingen omdat je iemands eerste vangst hebt laten ontsnappen! Jos houdt zich groot, maar kan maar met moeite zijn teleurstelling verbergen, vooral omdat er nog geen foto was gemaakt van dit glorieuze moment. Verder wordt het die dag niet veel meer met het vissen. Het gaat inmiddels in noordoostelijke richting, naar het aardige havenstadje Lillesand. Als je aan Noorwegen denkt zie je meestal indrukwekkende hoge bergen en diepe fjorden voor je, maar dit deel van het land is heel anders: hier vind je een typische scherenkust, met ontelbare rotsachtige eilandjes. Dat maakt het mogelijk om bij harde wind een route te kiezen waar je min of meer beschut kunt varen achter eilanden langs, in plaats van over de open zee. Het is een vriendelijke kust, waar vele Noren hun vakantiehuizen hebben gebouwd. Om je in de vrije natuur te wanen moet je dus op de buitenste eilanden zijn, die niet bebouwd zijn omdat daar bij tijd en wijle de stormen van de zee ieder bouwsel van de rotsen zouden vagen. Slechts stoere bakens en vuurtorens trotseren daar de elementen. De gladgeslepen rotsen doen denken aan grijze walvissen, die met hun door zeepokken getekende ruggen boven water komen. Hier en daar verraden wit schuimende brekers de plekken waar rotsen dicht onder het oppervlak op de loer liggen om onoplettende watersporters te verschalken. Af en toe heb ik meer geluk dan wijsheid, als ik de met wier begroeide massa wel erg dicht onder mijn kiel voorbij zie schieten! Toch maar iets meer afstand houden.
In Lillesand, waar we om 16.00 uur, een tikkeltje stijf en stram, aan land gaan, doen we nog wat inkopen en we pakken een pilsje op een zonnig terras aan de jachthaven. Wel, dat moet je in Noorwegen niet te vaak doen, want omgerekend kost zo’n biertje van de tap daar al gauw zo’n € 5,00. Bovendien krijg je van bier wel “zware armen”. Maar je bent op vakantie en je wilt wat. Gelukkig is het naar ons volgende bivak niet ver. Pal tegenover het stadje is de Grunnesund, waar een werkelijk prachtig eilandje ligt. We kunnen er met gemak onze vier tentjes kwijt en maken een bescheiden vuurtje om het “wild” kampeergevoel wat aan te wakkeren. Dat is wel nodig, want we zitten blijkbaar aan een drukke doorvaart en er varen steeds motorboten met grote snelheid vlak langs ons door een smalle kloof die toegang geeft naar het Skagerak. Hier komt even later ook de enige andere zeekano voorbij die we tijdens onze acht vaardagen hebben gezien: een man in een Cetus, die op weg is naar Lillesand, waar hij een paar uur eerder ook was vertrokken. Helaas geen verse vis bij de avondmaaltijd, maar tonijn uit blik en de andere ingrediënten die in Lillesand zijn aangeschaft. We maken gebruik van de luxe picknicktafel die hier uitnodigend staat en het smaakt vorstelijk. Wat een heerlijke avond en het wil maar niet donker worden. Het is vreemd om in je tent te kruipen als de zon nog schijnt, maar dat heb je in deze noordeljjke streken! Wel koelt het flink af zo omstreeks 21.00 uur. Dan ben je blij met je warme slaapzak. Ik ben dan ook blij met de extra fleece deken die ik uit voorzorg aan mijn uitrusting heb toegevoegd. De kaplaarzen, een reden voor kritische opmerkingen van mijn tochtgenoten, kwamen later ook nog goed van pas. Voor deze tocht hebben we, gebruik makend van ervaringen opgedaan tijdens onze vorige avonturen, de paklijsten op elkaar afgestemd. Zo hebben alleen Jos en René kookspullen bij zich, heeft Theo het meeste voedsel aan boord, heeft René verreweg de meeste navigatie- en communicatiemiddelen (inclusief waterdichte I-pad voor de weerberichten e.d.!) en is Gilbert in het bezit van een marifoon voor noodgevallen. Uiteraard heeft ieder wel de normale standaarduitrusting voor het zeekajakvaren, inclusief vuurpijlen en niko-signaal.
Een schot !?
Hoe volledig de uitrusting van René is blijkt aan het eind van onze vierde vaardag, als we kamperen op een recreatieveld niet ver van Flosta, ten noordoosten van Arendal. Het is zonnig en we vinden beschutting tegen de nog steeds stevige bries achter een prachtig bloeiend seringenbosje. Omdat we vanaf de landing op een mooi strand een eindje moeten lopen zetten we de boten op de karretjes en zodra de tenten overeind staan geven wij ons over aan een ritueel dat we “acclimatiseren” noemen. Het betekent dat we aan het eind van elk traject uitgebreid de tijd nemen om te genieten van een goede borrel (uit Nederland meegebracht). Zo’n kajak trektocht hoeft echt geen strafkamp te worden! Plotseling worden we opgeschrikt door een luide knal. Mijn eerste gedachte is dat er een jachtgeweer wordt afgeschoten, maar dat lijkt al snel onwaarschijnlijk en denk ik aan vuurwerk. Het kwam alleen wel van héél dichtbij en enig onderzoek wijst uit dat door de zonnewarmte de lucht in de bandjes van Theo’s karretje dermate is uitgezet dat er een is geëxplodeerd! Tot ieders verbazing tovert René in een handomdraai een reserve binnenbandje van de juiste maat uit zijn luik. En het duurt niet lang of Theo’s karretje is weer geheel operationeel, dankzij het pompje dat eveneens uit die Ice Flow van René is gekomen. Toegegeven, die boot is net een vrachtschip, maar toch….
Van vissen en lijnen
Maar nu even terug naar ons reisverslag: Vanuit de Grunnesund bij Lillesand zetten we koers richting Skagerak, maar blijven nog wel in de luwte van de vele eilanden. Omdat Jos en ik nogal eens bezig zijn met ons visgerei schieten we niet erg op, maar niemand schijnt dat erg te vinden. Ik heb mijn “inktvisjes” vervangen door een lepeltje met een enkele haak, dat ik van Jos heb gekregen. En ja hoor, BEET! Ik begin mijn lijn op de ronde spoel te wikkelen, maar dat gaat me te langzaam en ik begin gewoon de lijn in te palmen die op mijn dek komt te liggen. Ik heb weer een schelvisje te pakken, maar in mijn enthousiasme laat ik de spoel vallen, die direct zinkt! Ik roep René te hulp, die snel ter plaatse is. Als ik eenmaal de vis heb veilig gesteld moet ik mijn hele lijn binnenhalen om de spoel te pakken te krijgen, maar daardoor raakt de lijn hopeloos in de war. Ik prop de warboel onder mijn dek-elastieken en we zetten alles op alles om de anderen weer in te halen, die langzaam zijn doorgevaren. Gelukkig vinden we even later een beschut zandstrandje, waar we de gevangen vis schoon kunnen maken en de lijn weer ontwarren, wat maar zeer gedeeltelijk lukt. We lunchen dus weer met gebakken vis, al is het maar weinig. We nemen de tijd om te genieten van het lekkere zonnetje en de beschutting van deze stille baai. In het traag schommelende water zien we een sprookjesachtige onderwater tuin met allerlei verschillende soorten wier en algen, fantastisch. Omdat het niet is gelukt de hele vislijn te redden, maak ik er twee kortere lijnen van en we zoeken een klein plankje dat als spoel kan dienen, zodat Theo nu ook kan vissen. Drie keer kans! Die middag steken we een grote baai over, tamelijk onbeschut dus lekker spelen met de golven. Eigenlijk beter om niet meer te vissen, maar het is te verleidelijk. En als we langs een paar kleine eilandjes komen, waar ook een paar sportvissers in een motorboot hun geluk beproeven is het helemaal raak: eerst heeft Theo beet. De vangst wordt op de foto voor het nageslacht vereeuwigd, dan roept Jos dat hij ook “iets” aan zijn lijn heeft en bijna tegelijkertijd begint ook mijn lijn af te lopen. In korte tijd vangen we zeven mooie vissen. We bewaren ze in een door Theo beschikbaar gesteld netje waar eerst sinaasappels in zaten, die nu los in zijn ruim ergens liggen. Op mijn voordek, waar geregeld koud water overheen klotst, blijft de vangst wel vers tot het avondeten!
Geiten en meeuwen
Maar nu moeten we wel even doorvaren want een oversteek van ruim 6 km met een stevige bries van achteren moeten we niet te lichtvaardig opvatten. Ik voel me heerlijk in mijn Cetus en ook van Theo hoor ik af en toe kreten van plezier. René houdt ons vieren in de gaten, als een bordercolly de schaapskudde, en zo leggen we die afstand af binnen drie kwartier. Later op de avond maken we nog een grote oversteek van bijna 7 km. zodat het nog even zwaar wordt, vooral als we tot besluit een eind tegen wind en een lichte stroom in moeten om bij de kampeerplek te komen. Het is een plek waar René goede herinneringen aan heeft en inderdaad, het is een droomeiland, met diverse mooie vlakke plekjes om de tenten op te zetten. Het is wel een eiland dat bevolkt wordt door een grote kudde geiten, maar als we die op autoritaire wijze laten weten dat we geen intieme relatie met hen willen aangaan, blijven ze keurig op een veilige afstand. Op een hoge rots vlak bij de landingsplaats zitten een paar meeuwen die allang weten hoe laat het is: zij hebben onze vis in de gaten! Als ik begin om de vangst van die dag schoon te maken en de ingewanden in het water gooi is de vuilnisdienst snel ter plekke. Natuurlijk ook hier: “acclimatiseren”!
Nu snel eten klaar maken, want er wordt regen verwacht. Donkere wolken doen hun best om de weersverwachting kracht bij te zetten. Evengoed wordt het een waar feestmaal, met rijst, gebakken vis en diverse ingrediënten uit het ruim van Theo. Na de maaltijd hebben we niet veel tijd om uit te buiken want het is al laat en de eerste druppels vallen. We kruipen snel in onze knusse tentjes. Die nacht volgen de stortbuien elkaar op in rap tempo, maar ik lig lekker en geniet van het geluid van de druppels op het tentdoek, dat als een wiegeliedje werkt. Mijn dromen zijn zoet……
Waterbed
Maar hoe rauw is de werkelijkheid de volgende morgen. Bij het ontwaken leg ik een arm naast mijn matje op het grondzeil, dat aanvoelt als een waterbed: Klots, klots! Als ik mijn hoofd naar buiten steek ontdek ik dat mijn tent in een klein meertje staat, dat gevoed wordt door een kabbelend beekje dat er de vorige avond echt nog niet was! Beginnersfoutje! Zet je tent niet op een plek die lager ligt dan het omringende terrein. Opgelucht constateer ik dat al mijn spullen nog droog zijn. Op blote voeten spoed ik mij naar de kajak om….mijn LAARZEN te pakken. Ja, jongens, lachen jullie maar, ik trek warme sokken aan en kan met mijn kaplaarzen op mijn gemak mijn matje, slaapzak en kledingzak in veiligheid brengen en vervolgens de hele tent opnemen en op een hoger gelegen veldje neerzetten. Intussen blijft het water in mijn meertje nog even stijgen. De hele omgeving is gehuld in een dunne mist. Wat een verschil met de vorige dag. Toch komt er al snel, als we aan het inpakken zijn, een waterig zonnetje kijken en we zien de mist optrekken. We kunnen heel relaxt ontbijten en koffie zetten. Ik eet mijn laatste yoghurt met muesli en hoop dat we vandaag ergens brood kunnen kopen. Om kwart voor elf zitten we eindelijk weer in de boten. We gaan hard, met de wind en de golven in de rug, maar toch besluiten we om het wat rustiger aan te doen en varen op aanraden van René op de hoogte van Arendal wat meer landinwaarts, waar we op de westpunt van Tromoy even onze watervoorraad kunnen bijvullen en een prettig en nuttig gesprek hebben met een schipper van een luxe motorsailer die daar aan de steiger ligt. Hij wijst ons een mooie route, geheel in de luwte van het grote eiland. Het wordt een buitengewoon ontspannen tocht: zelfs als we helemaal niets doen, zegt de GPS dat we nog steeds 7 km per uur halen! Hier zien we ook vrij veel andere watersporters, meestal gemotoriseerd. Aan het eind van deze dag komen we op de plek van Theo’s klapband (zie “Een schot !?”.) Het gemis van vers brood wordt voor mij gecompenseerd door Gilbert die zijn smakelijke crackers met mij deelt. Mijn hardkeks blijven dus in de verpakking, voorlopig.
Stinkende heren
Op onze vijfde vaardag willen we eindigen bij een camping om weer eens te kunnen douchen. Dat dit geen overbodige luxe is blijkt wel als we in Kilsund eindelijk eens een terras aan het water ontdekken, bij een voormalige zeilmakerij, en de serveerster op weliswaar vriendelijke wijze een opmerking maakt over onze kruidige lichaamsgeur!! We wilden eigenlijk koffie met gebak, maar dat kan men ons niet bieden; er zijn wel desserts dus genieten we van brownie met frambozen-sorbet en crême brulé, wat ons komt te staan op meer dan € 100,–
Het is maar goed dat ik die ochtend ben begonnen met het “expeditie ontbijt” van Adventure Food (600 calorieën), want het hier opvolgende traject naar camping Sandnes bij Risør blijkt pittig en dat had ik niet gehaald op die brownie. We leggen die dag totaal 42 km. af en de laatste 4 km. bikkelen we tegen een harde westenwind in. Het is al zo laat als we op de camping arriveren dat de receptie allang gesloten is en we dus geen pasje meer kunnen bekomen om te kunnen douchen. Andere gasten blijken hun pasje niet te willen uitlenen of hebben “te weinig saldo”. Er staan hoofdzakelijk grote campers en caravans, maar ook een sportief ouder (Nederlands) echtpaar dat fietsend vanuit Nederland is gekomen en zo ook weer via Denemarken en Duitsland naar huis zal gaan. Jos en ik krijgen een tip van een vriendelijke Duitse dat we gratis zouden kunnen douchen in de kinderafdeling. Dat blijkt een superluxe, heel speels ingerichte badkamer, waar we kunnen kiezen of we onder de slurf van een grijnzende olifant of een vrolijk wasbeertje willen. Jos gaat eerst, maar wordt gestoord door een vader die zijn kinderen wil douchen. Jos staat gelukkig achter een schotje, zodat de arme kindertjes een schokkend beeld bespaard blijft. Ik besluit maar te wachten tot alle kinderen in bed liggen, wat niet lang kan duren gezien het late tijdstip. Intussen heeft Gilbert een cabine gevonden waar hij zich met warm water kan wassen. René en Theo hebben met een slimme constructie een douche geïmproviseerd bij het speelstrandje en hebben al koud gedoucht, de bikkels!
Blue Lagoon
Onze gids, René, heeft beloofd om ons naar een bijzondere, romantische plek te brengen. Uit zijn beschrijving maak ik op dat het gaat om een soort atol, een stil meer met beboste rotsen erom heen. Over de afstand is hij echter vaag en als hij de plek aanwijst op de kaart schatten we die op zo’n 35 km. Goed te doen dus .Er wordt grotendeels in de luwte van diverse eilanden gevaren en daardoor komt de totale afstand toch wat royaler uit en we varen die dag weer ruim veertig kilometer. Het is echter niet vermoeiend en groot is de beloning als we die avond met prachtig scheerlicht door een smalle opening binnenvaren in het beloofde paradijs. En inderdaad, deze plek is van een bijzondere schoonheid. We worden er helemaal stil van. Rondom het spiegelende water liggen zacht glooiende grasvelden, met bos omzoomd. Als ik voet aan wal zet, enigszins stijfjes na de lange tocht, ontdek ik hoe het gras zo prachtig kort wordt gehouden, als een goed verzorgd gazon: we moeten overal schapenkeutels opruimen om een paar plekjes vrij te maken voor de tenten! Er lopen ook wat schapen aan de overkant van het meer, maar daar zullen we geen last van hebben. Op de kaart is te zien dat dit de punt van Gumoy moet zijn. Omdat er wel de nodige muggen en knutjes zijn maken we ons kampvuur op een rots dicht bij het water en inderdaad hebben we geen last van de hinderlijke insecten. Vooral voor de knutjes ben ik zeer bevreesd, nadat die een kanotocht in de Hebriden, waar ze “midges” worden genoemd, voor mij deels hebben verknald! In deze idyllische omgeving laten we ons het avondmaal goed smaken, weliswaar zonder vis, want vandaag vingen we slechts een geep, die al bij de lunch soldaat werd gemaakt. In het laatste licht van de zon kijken we naar de acrobatische toeren van de visdiefjes boven het donker wordende water. Wat een prachtig hoogtepunt van onze reis is dit.
De cirkel rond
Onze laatste etappe voert ons naar een camping op 4km. van het stadje Krakerø . We hebben het plan om tot Larvik te varen opgegeven, als gevolg van ons ontspannen tempo. We moeten immers ook nog tijd overhouden om met het openbaar vervoer de auto’s weer op te halen, wat zeker een dag zal kosten.
Maar we hebben een mooi plekje, op het gras vlak achter het strand van de camping. Drie heren gaan op expeditie naar Kristiansand, de achterblijvers ruimen het kamp verder op en hebben dan nog tijd om het museum te bezoeken, gelegen op een voormalig landgoed niet ver van Kraker ø. Als aan het eind van de middag de reizigers met de auto’s terugkomen staat het eten klaar. Daarna moeten nog slechts de boten op de auto’s worden gehesen.
De cirkel is rond: We kamperen op Kvarodden, waar we ook onze eerste nacht hebben doorgebracht. Het was wel even zoeken om er met de auto’s te komen, want de navigatie voerde ons naar een weggetje dat door een ondernemende boer bleek te zijn afgesloten doormiddel van een trekker en een ketting. Er is vrijwel geen wind, dus wordt er hout gesprokkeld voor een heerlijk kampvuur, waarop Jos zichzelf overtreft door geflambeerde appel met kaneel en suiker te serveren.
En, wonderen bestaan: Als René om vier uur in de ochtend van de stilte staat te genieten bij de vloedlijn ziet hij iets vreemds in het water liggen. Wat hij eerst voor een wat vreemd gekleurd plukje wier houdt blijkt een van de verloren opbergzakjes van Jos te zijn. Jos blij, als hij bij het opstaan het zakje aan zijn boot ziet hangen.
Over de terugreis is niet veel te melden, we overnachten net als op de heenweg bij de familie Blaauw in Nørresnede, op hun mooie boerencamping, in een comfortabel huisje. Hoewel René en Jos er de voorkeur aan geven om hun tent op te zetten. In Nederland heerst intussen een ware hittegolf.
Henk.